Willem Kila werd op 1 juni 1888 geboren te Rotterdam en stamt af van Mars-man Lieve van Doorne die als tweede kuijper op het schip voer.
Kila had een uitstekende stem, ook wel de Koning van de straatzangers genoemd. Het Algemeen Handelsblad schreef in 1916 dat hij “zelfs in concertzaal of schouwburg zijn gaven [zou] kunnen cultiveeren – een warme, hooge bariton, sterk en beschaafd”. Hij wist zijn toehoorders zó te raken met zijn smartlappen en zijn manier van zingen en voordragen, dat de tranen over de wangen liepen.
Hij trad, in het begin vooral met Jopie Schouten op accordeon. Hun versie van It’s a long way to Tipperary was in 1914 een grote hit. Niet alleen de Jordaan, maar het hele centrum van Amsterdam was hun werkterrein. Ze zongen op straat – en omdat ze geen vergunning hadden om hun muzikale talenten op de openbare weg te laten horen, “keken hun vier ogen in vier windrichtingen”. Elk moment kon er een politieagent verschijnen.
In Volendammer pakken ging het tweetal kermissen in heel Nederland af en trad ook in theaters op, volgens Jopie soms voor hoog publiek. In Utrecht was prins Hendrik bij een concert aanwezig; hij vond hun optreden schön, zei hij tegen hen. Na een optreden bij een grote tentoonstelling had koningin Wilhelmina beiden de hand geschud en gezegd: “Als ik vijftig jaar word, moeten jullie in de residentie komen spelen.” En dat hebben ze ook gedaan, zei Jopie. “Vier dagen lang, meneer, in Den Haag, maar de koningin heb ik niet meer gezien.”
Willem Kila maakte in de periode 1914-1923 meer dan 230 plaatopnamen voor diverse maatschappijen in Amsterdam, Rotterdam, Berlijn en mogelijk Parijs. Hij had drie verschillende accordeonisten als begeleider.
In de jaren 1927-1929 woonde Willem Kila in Leeuwarden, zonder zijn vrouw en kinderen. Hij zong er in cafés en op straat. Meer dan een halve eeuw later konden sommige Leeuwarders zich hem nog herinneren. Ze vertelden aan ’t Kleine Krantsje dat hij een enorme stem had en prachtig kon zingen; de buurt liep uit om naar hem te luisteren. Anderen herinnerden zich evenwel dat het in Leeuwarden met Kila bergaf ging. Zijn stem zou door drank aangetast zijn, hij zou vaker onder invloed zijn geweest en iemand meende hem in 1928 in de Leeuwarder gevangenis gezien te hebben. Dat kan kloppen: op 30 november 1928 werd hij in Café Paardekam bij een ruzie in het gezicht gestompt, getrapt en met een mes in het hoofd gestoken. De dader, Jan de B. uit Zwolle, kreeg twintig dagen gevangenisstraf, maar werd in hoger beroep vrijgesproken. In juni 1929 moest Willem zelf twee weken zitten na een vechtpartij in een bierhuis, waarbij “eenige ruiten” waren gesneuveld.
Op 2 januari 1930 keerde Willem Kila terug naar Amsterdam, om drie jaar later naar Den Haag te verhuizen. Zo goed als zeker kwam daarmee een einde aan zijn samenwerking met Jopie Schouten. Mogelijk traden de mannen al langer niet meer met elkaar op. Kila verdiende in Den Haag zijn geld als koopman.
In juni 1941 werd hij opgepakt voor zwarthandel. Bij een inbraak in het kantoor van het Gemeentelijk Distributiebedrijf aan de Tweede Oosterparkstraat was een gigantisch aantal distributiebonnen gestolen. Hij had van twee tussenpersonen boter- en meelbonnen ter waarde van ettelijke duizenden rantsoenen betrokken, die hij verhandelde. Zes mensen kregen de doodstraf. Kila kwam eraf met drieënhalf jaar tuchthuis, omdat hij niet zo’n grote rol had gespeeld. Hij moest zijn straf uitzitten in Kassel, waar hij twee maanden voordat Duitsland capituleerde, op 16 maart 1945 overleed. In de overlijdensakte staat als doodsoorzaak vermeld: Allgemeine Körperschwäche, mogelijk door het zware werk in een steengroeve. Willem Kila ligt begraven op het Nationaal Ereveld Loenen, in de gemeente Apeldoorn
(bron: https://onsamsterdam.nl/willem-en-jopie)
Het persoonsdossier van Willem Kila: